‘I’m just travelling up the road, maps don’t do much for me friend’
zingt Bruce Springsteen in Hitch Hikin’, het eerste nummer van zijn
negentiende studioalbum Western Skies. Het klinkt vertrouwd, met
akoestische gitaar en banjo. Maar waar op eerdere soloalbums dit zo zou
blijven en bij platen met de E Street Band de band zou invallen, zwellen
vanaf een minuut violen aan, gevolgd door subtiele pianoklanken,
percussie blijft achterwege. In het hierop volgende The Wayfarer zijn de
strijkers vanaf het begin aanwezig, en na twee minuten nemen zij samen
met blazers de melodie over. Deze eerste twee nummers zetten de toon
voor een album dat anders klinkt dan alle andere Springsteen-platen.
Naar eigen zeggen wilde Springsteen een plaat opnemen die klinkt als
Californische pop uit de jaren zestig en zeventig. Het soms ronduit
overrompelende resultaat doet denken aan Glenn Campbell en Jimmy Webb,
waarbij zelfs nummers die wel klinken alsof ze ook uitgevoerd zouden
kunnen worden door de E Street Band, zoals Tuscon Train, filmische
arrangementen krijgen. Het tempo wordt nergens echt opgeschroefd, het
midtempo Sleepy Joe’s Cafe – compleet met accordeon – is de enige
uitzondering. Nummers als Sundown, There Goes My Miracle en het
titelnummer klinken daarbij alsof het vergeten klassiekers zijn en
nestelen zich meteen in het hoofd. De plaat werd opgenomen in
Springsteens thuisstudio in New Jersey, waarna de nummers ingekleurd
werden in Californië en New York met meer dan twintig sessiemuzikanten
naast kleine rollen voor David Sancious, Charlie Giordano en Soozie
Tyrell.
Recensent
mania: Henri Drost